![]() ![]() ![]() ![]() ![]() ![]() |
|||||||||||
![]() |
|||||||||||
Reisbrief 3217-08-96 | 18:00
| Reisbrieven Europa 1996
Warschau, zaterdagavond 17 augustus 1996
Maar inmiddels is het zondagnamiddag 18 augustus, want toen ik de bovenste regel getikt had, heb ik eerst met mijn nagelschaartje mijn baard zo kort mogelijk afgeknipt, wat een tijdrovend werkje bleek te zijn. Dan moest ik me vanmorgen wel scheren. Dat heb ik dan ook gedaan en na drie keer inzepen en heftig krabben was ik glad. En was mijn gezicht rood uitgeslagen van het krabben (met het scheermesje, hé). Donderdagmiddag hadden nog een jongen en een meisje geroeid op het meertje. Ze hadden de riemen bij de boerderij gehaald. 's Avonds keurde een fietsend Engels echtpaar de camping nog af. Zij werd opgevreten door de muggen en hij had gehoopt op een douche. 'Dan neem je toch een duik in het meertje?' zei ik. Maar nee. Ze gingen naar de stad om een hotel (een Pools hotel!) te zoeken. 'I think it's paradise,' zei ik nog, maar ze stapten al op.
Dus ik had verder het rijk alleen. Ik onderhield mijn vuurtje goed en maakte er veel koffie op. Vrijdag was ik om zes uur wakker. Ik ritste de tent open en zag dat er een dunne nevel over de velden lag. Af en toe zag ik flauw de omtrekken van de zon, maar hij kwam er net niet doorheen met zijn verwarmende stralen. Ook het meertje lag er droomachtig bij. Niks geen witte wieven, er kon zo een gouden schip uit de nevel opdoemen met een prinses met zilveren haar op de voorplecht. Ik wachtte nog even, maar ze was zeker opgehouden. Mijn vuurtje had ik zo weer aan en al koffiedrinkend heb ik een uur of twee, drie naar die dunne nevel zitten kijken. Dennetjes met bedauwde spinnenwebben. Een spinnetje had een inmiddels glinsterend webje gesponnen tussen het stuur en het dashboard van de motor. Geen slim spinnetje. Maar ja, toen kwam de zon er toch doorheen en was de tent in een ommezien droog. Dus ik moest op weg. Het liep tegen elven en in Suwalki was het al een drukte van belang. De stad bleek veel groter dan ik gedacht had. Postkantoor (41) en wisselkantoor, alvast voor een nieuwe band. Op weg. Toen ik bij een parkeerplaats stopte om even wat te roken, zag ik dat de dakbedekking van het - rustgebouwtje, zal ik maar zeggen, er stonden wat tafels met banken er omheen, van asbest was. Asbest golfplaten. En dat brengt me op: Poolse architectuur Of eigenlijk, want die twee woorden vormen een niet-bestaande combinatie, het ontbreken van Poolse architectuur. Vergeleken met Polen is Galicie (dat andere, in Noord-Spanje) een hoorn des overvloeds aan ornamentiek en details. De Poolse dakbedekking bestaat uit asfaltpapier, asbest of zinken platen, die in het gunstigste geval gemenied zijn. Met pannen gedekte daken waren op de vingers van een hand te tellen. Zelfs de houten huizen, er worden nog veel huizen in hout gebouwd, hebben geen spoor van versiering. Een keer heb ik heel eenvoudig houtsteekwerk op de luiken gezien (die hadden tenminste nog luiken) en een keer hadden de panelen van de luiken een andere kleur dan het raamwerk. Verder niets. Het enige positieve wat ik over de huizen in Polen kan zeggen, is dat ze tenminste nog op huizen lijken. Zoals een kind een huis tekent, zo ziet een Pools huis eruit. Als de communisten niet ergens midden in een dorpje een totaal misplaatst flatgebouw hebben neergekwakt. De kerken? Niks om over naar huis te schrijven, al heb ik behalve die Gasuniekerk nog zo'n zelfde in de nieuwbouwsteigers zien staan en stond er ook ergens een futuristisch geval dat bestond uit zes enorme scheepsluchtkokers. Echt, zoiets lelijks had ik nog nooit gezien. Hij ging net uit toen ik langs kwam. Communiebruidjes. Die zaten er niet mee. Voor hen was het feest. (In Spanje, zag ik onder andere in Cuenca, is het gewoonte om jongetjes die te eerste communie gaan {ja, ik ken mijn katholieke vaktermen} op de foto te zetten als marine-officiertje, compleet met goudkleurig siersabeltje. Dat is pas inflatie! Van matroosje tot officiertje. Dankzij de knappe retouche van de fotograaf keken ze allemaal bijzonder engelachtig.) Heel af en toe zag ik bij nieuwbouwhuizen een spoor van - bijna vergeten - originaliteit. Huizen met bogen als dragers voor de balkons, maar zelfs dat leek uit een eenheidskoker te komen. Dichter bij Warschau werd dat ietsje beter, maar niet veel. Ik naderde Warschau via een omweg. Op mijn kaart stonden wel vier campings, waarvan een in West, een in Noord en twee midden in de stad. Die in West lag aan de rand van de stad, die in Noord ook, maar dat was verder van het centrum. Ik reed de stad in door een soort Bijlmer. Ruim opgezet. Ik keek goed om me heen. Ik zag een omheind park dat best een camping zou kunnen zijn, maar dat was het niet. Nog iets, met veel vakantie-achtige barakken. Ook niet. Weer een park, met een circustent ernaast. 'Nou, als ik ergens in Warschau een camping zou situeren, dan was het wel hier,' mompelde ik nog, maar niets wees daarop. Ik dwaalde wat door de stad. Ik kon er totaal geen structuur in ontdekken. Dan maar die in Noord. Drie keer ben ik heen en terug een heel stuk naar het noorden gereden, verdwaalde nog even in een woonwijk bij het proberen van een doorsteek die er niet was, vroeg aan de pompbediende bij het tanken of hij een camping wist, hij antwoordde nors met: 'Nie,' vroeg nog even aan een jongen met een Jawa of hij me kon helpen, maar die stamelde hulpeloos dat hij echt geen camping wist, en intussen werd het later en later. Natuurlijk, vragen bij een benzinepomp. Die weten alles. Sterker nog, bij de pomp hadden ze een stadsplattegrond. Die kocht ik en zocht die camping in West op. Die was vlakbij. Een stukje langs de rivier, rechts af een tunnel onderdoor en dan was het een stukje verderop. Die tunnel bleek de tunnel te zijn onder de - piepkleine - oude stad en toen ik een eindje verder was, dacht ik: Maar hier ben ik toch al geweest? Daar was de circustent weer. En daarnaast moest het zijn. Ik stopte en vroeg aan een oudere meneer of hier de camping was. Hij keek aarzelend om zich heen en zei: 'Ja, ik dacht het wel. Daar is het kantoortje.' Ik reed het hek door en langs een woud van geparkeerde auto's (of een vloot, zoiets, heel veel) naar het kantoortje. 'Ja,' zei de meneer, 'het is nog wel een camping, maar eigenlijk is het nu een bewaakt parkeerterrein. We hebben geen warm water, de WC's zien er niet uit, en uit die tent hiernaast komt 's avonds een hoop lawaai.' Ik liep met hem mee naar het terreintje. Het was geheel verlaten. 'Uitstekend,' zei ik. 's Avonds, toen het donker was, hoorde ik Koyaaniqatsi-achtige klanken uit de circustent komen, die vaak herhaald werden. Ze repeteren zeker nog, dacht ik. Ik kreeg een idee. Zo kon ik mijn verblijf in Polen nog nuttig maken. Ik dronk me moed in met een paar glazen vodka en liep naar de circustent toe. 'Hebben jullie ook clowns?' vroeg ik aan een magere jongen die voor een caravan zat. 'Ja, daar,' Hij wees. Voor een oude caravan zat een oude man met een fles vodka. 'Bent u muzikale clown?" vroeg ik in een soort Duits waarvan ik vermoedde dat het algemeen beschaafd circusduits was. Hij knikte. 'Hebben jullie ook een concertina? Een Duitse diatonische? Hohner?' Hij knikte weer. 'Dan heb ik een voorstel.' 'Laat maar horen,' zei hij zonder veel enthousiasme. 'Ergens in jullie nummer, bepaal zelf maar wanneer, kom je met die concertina en dan blijkt dat geen van jullie drieën (muzikale clowns zijn altijd met hun drieën) erop kan spelen. Dan pluk je met veel bombarie mij uit het publiek en dan wijs je een meisje op de eerste rij aan en dan speel ik voor haar in de volgspot op de rand van de piste Muss i denn. Volgens mij werkt dat wel.' 'Laat maar 's horen,' zei hij mat. Ik speelde het, met veel verstilling. 'Je mag het proberen,' zei hij, 'maar als het niet werkt, halen we het er meteen weer uit.' 'Ik doe het gratis,' zei ik. 'En ik heb er nog wel een week of twee voor.' Onder de trainende trapezewerkers werd het nummer geoefend en kreeg de jongen achter de volgspot zijn instructies. De volgende avond moest ik meteen al op. Mijn reiskleren waren clownesk genoeg. Ik stribbelde flink tegen toen ik uit het publiek gehaald werd, maar toen ik het meisje op de eerste rij zag, werd ik helemaal week. Schuddekontend ging ik voor haar zitten, op de rand van de piste. Het licht doofde en de volgspot ging aan. Ik wil niet veel zeggen, maar zo mooi had ik Muss i denn nog nooit gespeeld. Het meisje luisterde ademloos, met haar vuistjes onder haar kin. Toen het nummer uit was, bleef het even stil. Je kan het aanstellerij noemen, maar ik schoot even vol, zo'n mooi moment was dat. Ik moest vechten tegen mijn tranen. Het meisje barstte in lachen uit. 'Der Clown weint, der Clown weint,' riep ze (in het Pools). Toen barstte er een klaterend applaus los en ik kreeg wel drie opendoekjes voor het stil was. En toen werd ik wakker. De vodkafles was omgevallen, maar hij was gelukkig dicht. Uit de tent kwam discomuziek. Er zat helemaal geen circus in, het is de Warschauer zomerdisco. Niet erg luid. Als een circuscarrière er dan toch niet meer in zat, kon ik zaterdagochtend wel naar de stad. Om half negen liep ik al in de oude stad. Die meet tweehonderd meter in het vierkant. Maar inderdaad: Poolse architectuur bestaat. Of bestond. Praag, maar dan kleiner en soberder. Zoiets. Er werd nog nergens koffie geserveerd. Dus ging ik de BMW-dealer maar zoeken. Die zat ergens in Zuid. Volgens de stadsplattegrond was hij vrij makelijk te vinden. Twee uur ben ik ermee bezig geweest. Die ene straat op en neer. Langs één brug over de rivier, langs nog één, dan drie kruispunten, dan een oud fort rechts en dan moest het de tweede of derde zijstraat zijn. Na drie keer klopte alles, de bruggen, de kruispunten, het fort, maar die szijstraat was er maar niet.Het was zo aan de rand van de stad dat de zijstraten al niet meer geplaveid waren, zag ik. Het platteland begon al. Toen van de andere kant. Weer klopte alles, behalve de straat zelf waar Tadeusz Fus zijn BMW-winkel heeft. En ik droomde niet. Het was echt. Dan moest het toch dat ene zandpad zijn. Een BMW-dealer langs een zandpad? Maar het bleek dat ze nieuwe bestrating aan het maken waren. Er stonden riante nieuwe flats langs de kanten en een eindje verderop zag ik eindelijk het BMW-logo. Tadeusz Fus bleek een luxe nieuwe werkplaats te hebben, die vast zat aan een sjiek huis in een zijstraat. Het was een wijkje dat werd aangepast aan de nieuwe tijd. Voor de nieuwe rijken. De BMW-dealer, bijvoorbeeld. Maar Tadeusz Fus was wel dicht op zaterdag. In een andere Bijlmer kocht ik bij de supermarkt van E. Lecleir de noodzakelijke dingen. Hier deed het betere publiek zijn inkopen. En ik. Op zoek naar een sportartikelenwinkel. Ik reed me gek door de stad, maar ik vond niks. En toen ik ten slotte wel een grote sportzaak vond, hadden ze alleen lampen van Camping Gaz, geen branders. Ze hadden wel een brander, maar die kostte 200 zw… nee zloty en dat vond ik een beetje duur. Maar zonder koffie is erger. Op een terrasje kocht ik een kopje koffie. Op het platteland rekenen ze daar een gulden voor, maar in de grote stad is hert ineens vier gulden. Ik kon ook aan detailkaarten van Polen komen. Poolse. Mijn kaart met die niet-bestaande campings is Tsjechisch. Maar ook de Poolse kaarten geven onbekommerd campings aan die niet bestaan, kon ik vanmiddag vaststellen op een tochtje naar het platteland. Waar een camping zou moeten zijn, was een circuspark (!) gevestigd. 'Nee, kamperen, daar doen we niet meer aan,' zei een sikkeneurige mevrouw met in haar mond een tand, een scheve, bij de ingang. Ze had een bonnenboekje in de hand, waarvan ze geen enkel bonnetje verkocht, zag ik toen ik bij een tentje even verderop een kopje koffie dronk. Voor 70 cent. Echte ouderwetse Poolse koffie, met drab. Daar hou ik van. Zo sterk dat je maagwand ertegen protesteert. Maar ja, ik kan toch niet voor elk kopje koffie zestig kilometer gaan rijden? Dus inmiddels ben ik wel in voor die brander van 120 gulden. Zal je zien dat ik die winkel niet meer kan vinden. Hij was gevestigd op een hoek van twee boulevards. Maar Warschau telt een heleboel boulevards die elkaar op oneindig veel punten kruisen. Langs die boulevards staan veel gebouwen waarvan ik de functie niet ken. De communistische paleizen zijn onbetwist het lelijkst. Vrij veel gebouwen kunnen de opera zijn. En dan de nieuwbouw! Het Sony-gebouw, een landmark in de stad, een wolkenkrabber van spiegelende gevelplaten. Ik weet dat ik er langs moet als ik ergens heen ga, maar ik weet niet meer waar ik dan heen ga en ik weet ook niet meer of ik het links of rechts van me moet houden. En Warschau is zo ruim opgezet dat er nog plaats is voor nog heel veel meer lelijke gebouwen. In winkels, kiosken en postkantoren veinst men mij niet te zien als ik me voor een loketje meld. 'Here comes trouble,' lijken ze te denken en ze pakken staten op vuilbruin papier die nodig geteld moeten worden of ze gaan over tot zeer noodzakelijke sorteerwerkzaamheden. Ik blijf dan maar vriendelijk glimlachend staan, tot ze opkijken, en dat kan vrij lang duren, en zeg vriendelijk: 'Hello.' Zijn de Tsjechische en Slowaakse vrouwen tot ver over hun landsgrenzen beroemd om hun schoonheid, van de Poolse kan helaas niet hetzelfde gezegd worden. Dikke konten, te zware borsten in te strakke truitjes, slechte houding. Eén mooie heb ik gezien. In Augustów, toen ik er de eerste keer doorreed. Goudblond haar, zwart mini-jurkje, bruine benen, zo zette ze in haar eentje Augustów op stelten. Ik keek bijna om, en het was maar goed dat ik dat niet deed, want alle Poolse mannen die langs haar reden deden dat wel en zwabberden behoorlijk. Miss Augustów noemde ik haar in gedachten, en dat zal wel Miss Augustówa moeten zijn. Toen ik de volgende dag op mijn visum voor Litouwen moest wachten, ben ik op dezelfde tijd als de vorige dag langs dezelfde plek gereden. Maar ze was er niet. Dat mag je vreemd vinden, maar het is me wel eens overkomen dat ze (of de 'ze' van dat moment) er wel was. Nou ja, haar vriendin. Dat was in Maastricht, dus waarom zou het in Augustów anders zijn? Het Poolse asfalt is geleverd door een fabrikant van schokbrekers. Ik rammel af en toe van de motor af en die motor is toch gemaakt voor erg oneffen oppervlakken. Overgangen met trein- of tramrails lijken wel barokke trappenhuizen. Of ik trial rijd. Het is pas half acht, maar de zon gaat al onder. Tadeusz Fus zal wel met vakantie zijn, maar dat merk ik morgen wel. Tot zover de goede dingen van Polen. Ik zal wat kritischer kijken om ook wat minder goede dingen te melden, anders denken jullie dat de Poolse overheid me hiervoor betaalt. Dag. Als dat meisje in het circus (acht zal ze zijn) in een rolstoel zit, is dat dan mooier of is dat te? Reacties
Reactie toevoegen
|
Oudere wUmBlogs
Recente reactieswUm about Bush jr, Trump, ce n'est qu'un pas
vrijdag, 21-04-2017
Dus deze functie doet het nog wel! Verder is alles onbereikbaar geworden. Voor mij.
Paul H about Bush jr, Trump, ce n'est qu'un pas
woensdag, 19-04-2017
Op het kruispunt LvM/Goudenregenstraat werd vroeger zo'n klapbord gebruikt. Ome agent was die paar maandagen dat ik met een cello op mijn rug dat kruispunt over moest (het schoolorkest bleek zelfs beneden mijn niveau, dus het bleef bij enkele maandagen) zo vriendelijk om alle verkeer stil te zetten
zodat ik veilig oversteken. Als hij klaar was met zijn werk, tilde hij het bord uit het putje en legde het tot de avondspits in een van de voortuintjes achter de rododendrons.
|
||||||||||
© Willem Muilenburg 2000-2018 | Ontwerp door thijsvannimwegen.nl | Niets van deze website mag gebruikt of gekopieerd worden zonder voorafgaandelijke schriftelijke toestemming |